Onze standpunten - Uitgebreid

Sedert haar oprichting bezoekt JRS Belgium wekelijks de gesloten centra waar vreemdelingen zonder geldige verblijfsvergunning worden opgesloten voor ze uitgewezen worden. De jarenlange ervaring van onze bezoekers wordt binnen JRS Europa gedeeld en vergeleken met de ervaringen binnen andere Europese landen. Daarnaast werkt JRS binnen het platform Transit samen met alle organisaties die geaccrediteerd zijn om bezoeken te brengen in gesloten centra in België. Vanuit deze samenwerking en reflectie stelt JRS Belgium de volgende standpunten voor omtrent de detentie van buitenlanders in ons land.

Om de standpunten van JRS Belgium te kennen rond:


De administratieve opsluiting van migranten

  1. Asielzoekers: Geen enkele asielzoeker mag worden opgesloten tijdens het verloop van zijn procedure. Dit geldt zowel voor asielzoekers aan de grens als voor asielzoekers waarvoor een Dublinprocedure loopt. Administratieve opsluiting mag niet gebruikt worden als afschrikmiddel voor mensen die asiel willen aanvragen.
  2. Bijzondere omstandigheden: de verantwoordelijken voor de opsluiting moeten rekening houden met de specifieke kwetsbaarheid van personen. (v. infra: opsluiting van families en opsluiting van kwetsbare personen)
  3. Monitoring van de omstandigheden van de opsluiting: Opsluiting is alleen toegelaten als ze het gevolg is van een beslissing van een onafhankelijke rechterlijke macht. In alle andere gevallen moet ze onderworpen worden aan een ‘ambtshalve herziening’ binnen een periode van maximaal 48 uur door een juridisch orgaan dat effectieve controle uitoefent. Ook dan moet het opsluitingsbevel minstens om de 30 dagen onderworpen worden aan een ambtshalve herziening door een juridisch orgaan. De raadkamer moet zich niet alleen over de wettigheid van de opsluiting uitspreken maar ook over de wenselijkheid van deze procedure.
  4. Juridische hulp: Gedetineerden hebben recht op gratis, competente en onmiddellijk beschikbare juridische hulp. Ze hebben het recht om onmiddellijk geïnformeerd te worden over de reden van hun opsluiting en over de middelen waarover ze beschikken om hiertegen in beroep te gaan in een taal die ze begrijpen. De kost van een professionele tolk moet ten laste van de Staat zijn.
  5. Het dagelijks leven in het gesloten centrum: De levensomstandigheden in gesloten centra in het bijzonder wat betreft het eten, het logement, de toegang tot medische hulp, de bescherming van de privacy, het gebruik van telefoon en post, de deelname aan activiteiten binnen het centrum of in open lucht, dienen getoetst te worden aan de fundamentele rechten van de mens. De levensomstandigheden mogen in geen geval gelijken op de levensomstandigheden in een gevangenis. Gedetineerden hebben recht op bezoek onafgezien of dat bezoek sociaal, familiaal of religieus gerelateerd is. Ze hebben recht op vorming alsook op de uitoefening van hun religie.
  6. Monitoring van de levensomstandigheden: de vertegenwoordigers van bevoegde niet-gouvernementele organisaties alsook van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) hebben altijd toegang tot de detentiecentra zonder dat ze daarvoor een specifieke persoon moeten willen bezoeken. Onafhankelijke controle organen, zowel op het nationale als op het Europese vlak, houden toezicht op de verzoeken tot administratieve opsluiting van asielzoekers of migranten zonder geldige verblijfsdocumenten en op de gesloten centra. Zie de Belgische bijdrage in het rapport Becoming vulnerable in detention

Terug naar boven

De alternatieven voor opsluiting [<-Alternatieven]

  1. Principiële weigering van opsluiting: een a priori principiële weigering van de opsluiting moet bepaald zijn bij wet en in werking gesteld worden in de praktijk. Het opvangen van deze mensen in een communautaire omgeving die niet vrijheidberovend is, zou model moeten staan voor de behandeling van alle vreemdelingen zonder geldige verblijfsdocumenten.
  2. Zoektocht naar alternatieven: De lidstaten moeten actief de expertise en de vaardigheden van asielzoekers en migranten, én van de bekwame partners uit het maatschappelijk middenveld gebruiken wanneer ze alternatieven uitwerken voor detentie. Deze alternatieven moeten leiden tot een substantiële vermindering van het aantal opsluitingen. Ze mogen niet dienen als een bijkomende mogelijkheid om mensen aan te houden en op te sluiten. Deze alternatieven mogen niet ontwikkeld worden als alternatieve ‘vormen’ van opsluiting, zoals de elektronische enkelband. Deze vormt een gedeeltelijke of volledige vrijheidsberoving die een persoon zijn recht op vrijheid en veiligheid ontneemt.
  3. Informatieverstrekking: Elke persoon die voorwerp is van niet-vrijheidberovende maatregelen heeft het recht om algemene en individuele hulp te krijgen vanaf de opening van zijn asiel- of migratiedossier tot de definitieve afsluiting van dit dossier. Elke persoon heeft het recht om onmiddellijk en volledig op de hoogte te worden gebracht van zijn juridische situatie in een taal die hij begrijpt. Elke persoon moet in staat worden gesteld om alle mogelijke acties te ondernemen om zijn juridische situatie te regelen.
  4. Juridische hulp: Elke persoon die voorwerp is van niet-vrijheidberovende maatregelen heeft recht op gratis toegang tot professionele juridische hulp vanaf het ogenblik van de opening van zijn asiel- of migratiedossier tot de definitieve afsluiting van zijn dossier. Hij moet toegang krijgen tot de niet-gouvernementele organisaties die steun bieden aan migranten alsook tot het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (zie infra: juridische hulp);
  5. De levensomstandigheden: De alternatieven voor detentie moeten de betrokken personen en hun familie van goede opvang voorzien, een degelijke woning, medische zorg, psychologische en sociale begeleiding en vorming. Zij moeten voorzien in alle basisbehoeften. Het kader van deze opvang moet conform de fundamentele rechten van de mens zijn en de omstandigheden mogen in niets gelijken op opsluiting of gevangenneming. De betrokken personen moeten een volledig medisch en psychologisch onderzoek ondergaan om zo snel mogelijk hun kwetsbaarheid op te sporen en om de geschikte zorg te geven om die op te vangen (zie infra : kwetsbare personen);
  6. Terugkeer naar het land van herkomst: De Staten zullen ten aanzien van personen die uitgewezen worden de voorkeur geven aan de vrijwillige terugkeer;
  7. Evaluatie: De Staten van de EU zullen organen oprichten die toezicht houden op de modaliteiten van de alternatieven voor detentie en hun resultaten. Deze organen zullen de menselijke, sociale en financiële tol van deze programma’s evalueren. De informatie zal regelmatig gedeeld worden met de bevoegde administraties van elke lidstaat van de EU alsook met die van de EU. Deze informatie zal ter beschikking worden gesteld van een breed publiek.

Terug naar boven

Gezinnen en detentie

  1. Geen opsluiting van kinderen: wij vragen een verbod op het opsluiten van kinderen (zelfs voor 48 uur) en vragen namens het kinderrechtenverdrag de aanpassing van art. 74/9 van de wet van 15 december 1980 betreffende vreemdelingen en van het art. 41/2 van de wet betreffende de opvang van vreemdelingen van 12 juli 2007 ( ???)
  2. Geen opsluiting van families: families met kinderen, zelfs als ze meerderjarig zijn, mogen niet opgesloten worden in gesloten centra aangezien het gezinsleven niet mogelijk is in detentie.
  3. Geen opsluiting en uitwijzing van één ouder: wij vragen het behoud van de familiale eenheid uit respect voor het familiale leven (art. 8 van de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens) en in het hoogste belang van het kind. Wij weigeren iedere opsplitsing van families met het oog op de verwijdering van het grondgebied van één van haar leden. Indien dit recht in hoogst uitzonderlijke omstandigheden wordt geschonden, moet dit degelijk gemotiveerd zijn in het bevel tot verlaten van het grondgebied en moet deze beslissing onderworpen worden aan de goedkeuring van een rechter op het ogenblik van de opsluiting.
    Bij een intra-familiaal probleem, kan opsluiting of verwijdering van één ouder nooit een gepaste oplossing zijn voor het probleem. De Dienst Vreemdelingenzaken moet een aangepaste oplossing uitwerken die in het belang van het kind is. De Dienst kan enkel een familie opsplitsen conform advies van de Bijzondere Jeugddienst.
  4. Bredere definitie van ouderschap: Wij zijn voorstander van een bredere definitie van ouderschap dan het strikte familiale ouderschap. Deze definitie omhelst elke verwante (meerderjarig kind, grootouder…) die onder hetzelfde dak leefde als het (de) kind(eren).
  5. Asielzoekers: wij eisen dat de families die asiel aanvragen aan de landsgrenzen opgevangen worden in het netwerk van open asielcentra en niet in de terugkeerhuizen.
  6. Uitwijzing van families zonder geldige verblijfsdocumenten: Wij eisen dat de uitwijzing van families zonder geldige verblijfsdocumenten gebeurt
    Vanuit hun woonplaats, indien ze die hebben; vanuit een andere (open) opvangplek, indien ze geen eigen domicilie hebben; enkel in uitzonderlijk geval, vanuit een terugkeerhuis.
  7. Terugkeerhuizen: De opsluiting van families in gesloten centra is in geen geval aanvaardbaar (zie supra punt 2). De terugkeerhuizen (die het statuut hebben van een detentieplaats) zijn een beperking van de vrijheid die enkel aanvaardbaar is als laatste optie. Wij pleiten voor alternatieve oplossingen voor de opsluiting die minder dwingend en vrijheidberovend zijn dan de terugkeerhuizen en waarin elke familie de vrijheid en de tijd krijgt om een levensproject uit te werken dat in alle opzichten rekening houdt met de belangen van hun kinderen. We pleiten ook voor continuïteit in de opvang en de begeleiding van families (in het bijzonder voor de schoolloopbaan van de kinderen).

Terug naar boven

De kwetsbare personen

  1. Volgende kwetsbare personen mogen nooit opgesloten worden: minderjarigen, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven, getraumatiseerde personen, personen die voor hun fysieke of geestelijke gezondheid verzorging nodig hebben, personen ouder dan 65 jaar, personen met zware of chronische ziekten, de vroegere niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV), slachtoffers van mensenhandel, van verkrachting en van andere vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld.
  2. De niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV) mag, ook als zijn leeftijd wordt betwist, nooit opgesloten worden. Hij moet opgevangen worden in niet-vrijheidberovende communautaire plekken, die individuele en globale hulp aanbieden die aangepast is aan zijn leeftijd.
  3. Een duidelijk wettelijk kader: De vrijheid van de persoon die asiel aanvraagt is de regel; Elke uitzondering moet strikt bepaald worden bij wet. Bij een juiste herschrijving van de Opvangrichtlijn moet speciale zorg besteedt worden aan de definitie van de speciale kwetsbaarheden. Er moet een systeem gevonden worden om kwetsbare personen die geen asiel aanvragen, op te sporen.

Terug naar boven

Juridische hulp

  1. Verbetering van de juridische hulp in de gesloten centra: We eisen een duurzame herfinanciering van de juridische hulp en verzetten ons met klem tegen elke poging om hem te ontmantelen.
  2. Veralgemening van de permanenties voor eerstelijns juridische hulp: Na overleg tussen overheid, balies en Ngo’s moet via een juridische tekst een systematisch kader geschapen worden voor de eerstelijns juridische hulp binnen de gesloten asielcentra. Deze tekst moet ook de financiering ervan op een duurzame manier regelen. De opening van een permanentie voor buitenlanders die étrangers jugés non admissibles (INAD) in het centrum Caricole is een prioriteit. In geval van betwisting mag de toegang van een migrant tot de permanentie niet geweigerd worden door de sociale dienst van het gesloten asielcentrum vermits deze onder de autoriteit staat van de Dienst Vreemdelingenzaken. De advocaten moeten vlot toegang krijgen tot het volledige administratieve dossier.
  3. Tweedelijns juridische hulp: De toewijzing van een advocaat alsook de kennisgeving van de beslissingen van de asielinstanties moet binnen de kortst mogelijke termijn gebeuren. De gedetineerde moet over tijd en een geschikte ruimte beschikken om zijn advocaat in alle vertrouwelijkheid te kunnen ontmoeten. Er moet ruimte zijn voor overleg tussen de balies en de Ngo’s die bezoeken uitvoeren. Er moet een pool gevormd worden van gemotiveerde en bekwame advocaten met wie de ngo’s nauw kunnen samenwerken bijvoorbeeld in het kader van het assistentiefonds. Er moet werk gemaakt worden van een betere basisvorming en continue vorming voor de advocaten die bevoegd zijn voor juridische hulp in gesloten centra. Er moet ook efficiënte controle gebeuren op deze advocaten door de balies. Wanneer er wijzigingen in werking treden in de procedures van detentie/verblijfsaanvraag, moeten er handige informatiefiches verspreid worden binnen het netwerk van advocaten bevoegd voor juridische hulp in gesloten centra.
  4. De kwaliteit van de geleverde diensten: In samenwerking met de Orde van de Vlaamse Balies en Avocat.be moet er werk gemaakt worden van een Code van Goede Praktijken voor de juridische hulp in gesloten centra. De balies moeten een effectieve controle uitvoeren op de kwaliteit van de geleverde diensten. Ze moeten ook de waaier aan straffen die voorzien zijn in het strafrecht, ruimer maken.
  5. De opvolging van een pro-deo advocaat: De gedetineerde heeft recht op de vervanging van de pro- deo advocaat die hem is toegewezen en dit binnen de kortst mogelijke termijn en, indien nodig, zelfs met de hoogste spoed.
  6. De relatie tussen de advocaten en de bezoekers van de ngo’s: Er moet een duidelijke deontologische code voor de bezoekers van de ngo’s worden opgesteld. De bezoekers van de ngo’s moeten kunnen meewerken aan de evaluatie van de aangeboden juridische hulp in de gesloten centra.

Terug naar boven

De uitwijzing van vreemdelingen

  1. Informatieverstrekking: Gedetineerden hebben het recht om steeds minstens 48 uur op voorhand geïnformeerd te worden van hun vlucht zodat ze zich ofwel grondig op hun terugkeer kunnen voorbereiden ofwel redelijk en noodzakelijk beroep kunnen aantekenen. Gedetineerden mogen nooit tijdens de nacht op de hoogte gebracht worden van hun vlucht. Gedetineerden moeten goed op de hoogte gebracht worden van de gevolgen van het weigeren van de eerste vlucht zodat ze bewust kunnen kiezen tussen de eerste en de tweede vlucht.
  2. Controle: Regelmatige, onafhankelijke, doeltreffende en niet-aangekondigde controles op de uitwijzing van buitenlanders moet gebeuren door een onafhankelijk orgaan. Dit orgaan moet de nodige financiële middelen ontvangen om deze missie te volbrengen. Als de A.I.G. (Algemene Inspectie) bevoegd zou blijven voor deze missie, is het uiterst belangrijk voor haar onafhankelijkheid dat ze enkel wordt samengesteld door politiemensen die losstaan van de dienst. De evaluatierapporten van de A.I.G. moeten breed verspreid worden. Bij een uitwijzing onder politie escorte, kan dit enkel gebeuren onder begeleiding van een Belgische politieagent.
  3. De terugkeer: België moet toezicht houden op de omstandigheden bij de aankomst van de vreemdeling door de autoriteiten in het land van terugkeer. Ze moet garanties vragen aan het land dat de uitgewezen persoon niet mishandeld of opgesloten wordt. Indien deze garanties niet kunnen gegeven worden, mag de uitzetting niet doorgaan.
  4. Beveiligde vluchten: Gezien de vele overtredingen van de fundamentele rechten van de mens bij beveiligde vluchten, eisen we dat deze praktijk wordt stopgezet.
    Terug naar boven