Wetsontwerp: Minder consultatie, meer detentie

JPEG - 48.3 KiB

Op 4 juli besprak de Kamercommissie Binnenlandse Zaken een wetsontwerp tot wijziging van het Vreemdelingen- en Asielrecht. De stemming over dit omvangrijke ontwerp van 400 pagina’s staat geagendeerd op 10 juli. JRS Belgium maakt zich over het voorstel grote zorgen, want het fundamentele proces van participatie en controle van het wetsontwerp is niet gevolgd. Op 27 juni vroegen enkele parlementsleden van de Kamercommissie externe experts, waaronder UNHCR, Myria, gespecialiseerde middenveldorganisaties en anderen, om een analyse van het wetsontwerp. Hun visie zouden ze op de bespreking van 4 juli toelichten.

Gezien de extreem korte voorbereidingstijd hebben deze organisaties het verzoek geweigerd. Zie hiervoor de verklaring van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en Ciré. Ook de Raad van State kreeg maar zes weken voor het uitwerken van een juridische analyse van het wetsontwerp, en verklaarde eveneens dat ze hiertoe, gezien de korte termijn, niet in staat was.
Het is zorgwekkend dat de indieners van het wetsontwerp niet geïnteresseerd zijn in een grondig debat, gesteund op de analyse van experts en van de Raad van State. Zorgwekkend, temeer omdat het wetsontwerp vergaande gevolgen voor asielzoekers en migranten zal hebben.

Wat JRS Belgium het meest vertontrust, is de forse uitbreiding van de detentiemogelijkheden in België die het wetsontwerp met zich meebrengt. Zo kunnen alle asielzoekers vastgehouden worden indien er een “risico op onderduiken” bestaat. Het wetsontwerp definieert in deze context wel criteria (art. 74/6) maar die zijn al te vaag geformuleerd, wat de bevoegde overheidsinstanties te veel speelruimte verleent om tot detentie over te gaan. Een van deze criteria is bijvoorbeeld dat een persoon kan worden gedetineerd indien hij of zij niet “meewerkt” met de autoriteiten. Wat onder “meewerken” wordt verstaan, blijft onduidelijk. Een ander criterium is het stellen van een meervoudige aanvraag tot internationale bescherming. Zo’n aanvraag zal altijd als een “risico op onderduiken” gelden. Waarom moet een nieuwe aanvraag tot bescherming, die de betrokkene enkel op basis van nieuwe elementen kan indienen, tot detentie leiden? En wat met internationale rechtsnormen, die bepalen dat mensen niet mogen worden vastgehouden enkel en alleen omdat ze internationale bescherming aanvragen?

Daarnaast bepaalt het wetsvoorstel dat toekomstige asielzoekers kunnen worden vastgehouden “om de gegevens te verkrijgen die ten grondslag liggen aan het verzoek om internationale bescherming en die niet zouden kunnen worden verkregen als de verzoeker niet vastgehouden zou worden” (art. 74/6, §1, 2de lid). Opnieuw een te ruime en onduidelijke bepaling, met vergaande gevolgen voor de betrokkenen.

Het baart ons zorgen dat het wetsvoorstel de deur ver openzet voor de detentie van mensen die op zoek zijn naar internationale bescherming. De detentie van zulke mensen moet een uitzondering blijven en niet met behulp van vage wetteksten tot een regelmatig gebeuren worden gemaakt.

We zien daarentegen graag dat het wetsvoorstel van “minder dwingende maatregelen” spreekt en dus naar alternatieven op detentie wijst. Wat deze maatregelen zouden kunnen zijn, laat het voorstel in het midden.

JRS Belgium pleit voor een breed en grondig debat over het wetsvoorstel, dat een bedreiging vormt voor de grondrechten van vreemdelingen in het land. De wetgever moet de kritiek van institutionele experts, zoals Myria en UNHCR, alsook van het middenveld, ernstig nemen. We dringen daarom ook aan dat de geagendeerde stemming op 10 juli uitgesteld wordt.

Jörg Gebhard - Advocacy Officer